NK atletiek masters 2016

Op 11 en 12 juni vonden op het sportcomplex van Altis in Amersfoort de Nederlandse Kampioenschappen voor masters plaats. In leeftijdsklassen van 5 jaar vanaf 35 jaar werd gestreden om officiële Nederlandse titels. De KNAU hanteert geen deelnamelimieten, maar wel zogenaamde medaillelimieten. Dat wil zeggen dat je mag deelnemen aan dit kampioenschap als je een KNAU-licentie hebt, doch bij meer dan 8 deelnemers bij de langere loopnummers worden alleen de snelste 8 toegelaten tot het toernooi. Zo kon het gebeuren dat een voormalige grootheid als Marti ten Kate als M55 niet mocht starten op de 10 km. De medaillelimiet houdt in dat je een gouden, zilveren of bronzen medaille krijgt als je aan die medaillelimiet voldoet.  Dit jaar waren die limieten behoorlijk aangescherpt en kwam het betrekkelijk vaak voor dat geen medailles werden uitgereikt aan de 3e, 2e en soms zelfs niet aan de 1e finisher.

Net als vorig jaar had ik mij weer ingeschreven voor de 1.500 en 5.000 meter op zaterdag en de 800 en 10.000 m op zondag. Op basis van de opgegeven tijden voorafgaand aan het toernooi, wist ik mij kansrijk op prolongatie van mijn titel de 800 en 1.500 meter en schatte ik een 2e plaats op de 5.000 m en een 3e op de 10.000 m in.
Voor mij stond de 1.500 meter als eerste op het programma. Een van mijn concurrenten had een tijd opgegeven van 6’ 30” (ik had 5’ 48” opgegeven) en ik was dan ook zeer verbaasd te zien dat de man na de start er als een speer van door ging. Na 300 m lag hij zeker 20 meter voor en vanaf dat moment groeide zijn voorsprong niet meer, doch begon te slinken. Na circa 750 meter had ik hem te pakken, om hem vervolgens kansloos te laten. In een tijd van 5’ 50” werd ik 1e en was mijn eerste titel binnen.

Ongeveer 2,5 uur later stond de 5.000 meter op het programma. Omdat ik op basis van opgegeven tijden wist kansloos te zijn voor de 1e plaats en ook wist dat ik de andere concurrenten de baas kon, was mijn doel om onder de medaillelimiet van 22’ 20” te blijven en te zorgen dat ik niet voorbij gestreefd zou worden door een andere concurrent. Ik had een schema gemaakt van 22’ 00”. Harm Jaap de Witt heeft mij gecoacht, door bij elke passage aan te geven hoeveel seconden ik onder of boven mijn schema lag. Mijn GPS-horloge had ik ingesteld op “afstand”, want op die baan word je gek van het rekenen, temeer daar er in die wedstrijd mannen vanaf M55 meededen. Ik werd dus nogal wat keren gelapt en op het ronde bord wordt aangegeven hoeveel rondjes de snelste loper  nog moet lopen. De afgelegde afstand op mijn horloge en een coach langs de kant werkte prima. Tot 2.600 meter bouwde ik op mijn eigen schema 12 seconden voorsprong op (-12 riep Harm Jaap dan), om vervolgens het tempo van mijn schema vast te houden en als tweede te eindigen in 21’ 48”.

De volgende dag stond de 800 meter op het programma. De man die er op de 1.500 meter als een speer vandoor ging, liep deze afstand ook, doch had hier geen tijd voor opgegeven. Hij zei rond de 2’ 50” te gaan lopen, precies de tijd die ik ook had opgegeven. Ook zei hij nu achter mij te blijven lopen en mij proberen te verslaan op de laatste 100 à 150 meter.
Bij die 800 meter start je in banen. Mijn grootste concurrent was baan 2 toebedeeld en mij baan 4, zodat ik hem die eerste 100 meter niet kon zien. Na de eerste bocht, dus na 100 meter, mag je uit je baan naar binnen. Hij lag op dat punt misschien een half metertje voor, doch hield ietsje in om mij voor te laten gaan. Baantactiek heb ik niet, dus ik liet mij die koppositie opdringen, maar besloot om de wedstrijd naar maar hard te maken. Dat werkte: ik kwam in 1’ 22” door en was toen los. Die tweede ronde en vooral die laatste 100 meter liepen mijn benen vol, maar ik kwam in 2’ 51” als eerste over de finish, royaal onder de medaillelimiet van 2’ 59”, dus mijn tweede titel. Mijn grote concurrent liep 2’ 58”, letterlijk stuk gelopen. Mijn tactiek werkte. Nummer drie kreeg geen medaille.

’s Avonds om 18.20 uur stond de laatste afstand op het programma. De gedoodverfde winnaar had zich afgemeld, dus in gedachten schoof ik op van brons naar zilver, gelet op de opgegeven tijden van mijn concurrenten, hoewel er iemand bij was die een tijd van 45’ 55” opgegeven had. Ik vond dat ik daar dan de strijd om zilver mee moest aan gaan. Weer had ik een schema opgesteld wat moest leiden tot een tijd onder de medaillelimiet van 46’ 24”. Ik had een schema wat uit zou op 45’ 50” en de gedachte nummer drie voor blijven. Ik was al gewaarschuwd dat die man altijd veel te snel van start zou gaan. Dat deed hij ook en vol vertrouwen heb ik hem laten lopen in de veronderstelling hem na verloop van tijd wel te passeren. Nu was Jan Reichardt zo vriendelijk om mij te coachen. Dat ging andermaal voortreffelijk. De eerste drie rondjes hield ik mij keurig aan mijn schema, zag “nummer 3” inderdaad behoorlijk weg lopen, maar bleef vertrouwen houden op een zilveren afloop. Na een minuut of 10 begon het te regenen, wat heet, het was een complete stortbui. Elke draad van mijn kleren werd door en door nat. Ik liep te soppen in mijn schoenen. Ik dacht zelfs te voelen dat het water redelijk hard begon te worden en was bang dat het zou gaan onweren. Dan zou de wedstrijd gestaakt worden en hoe de KNAU daar dan mee om zou gaan, wist ik niet. Wat ik wel wist, was dat Jan mij steeds grotere negatieve getallen door gaf, oplopend tot -30, dus 30 seconden onder mijn eigen schema. En jawel hoor, na circa 7 km meende ik de “nummer 3” voor mij te zien lopen. Startnummer 7017 moest het zijn. Toen ik hem tot 10 meter genaderd was, kon ik door die regen op mijn bril dat startnummer nog steeds niet ontcijferen. Pas toen ik echt vlak achter hem liep, zag ik dat het een ander nummer was. Toen heb ik de hoop op zilver opgegeven, want ik kon voldoende ver voor mij zien dat er geen concurrent binnen bereik was. De voorsprong op mijn schema begon iets terug te lopen tot -27. Ik wilde dat toch vasthouden en dat lukte. De laatste km had ik zelfs over en in de laatste ronde haalde ik er nog eens 10 seconden af, zodat ik in 45’ 10” over de finish kwam: 38 seconden onder de tijd die ik vorig jaar bij het NK in Zierikzee liep en waarmee ik toen 1e werd. Zelf vond ik deze 10 km het best gelopen van de vier afstanden.
Voor mijn laatste prijsuitreiking werden de nummers 1, 2 en 3 bij elkaar geroepen, ik dacht voor de uitreiking van de medailles. Niet dus. We moesten mee naar de hoofdscheidsrechter. De jury dacht dat de nummers 1 en 2 geen 25, maar 24 rondjes gelopen hadden. Over de nummer 3, ik dus, was geen twijfel. Op de finish zitten zo’n 10 juryleden ronden te tellen van iedere deelnemer. Elk jurylid krijgt circa 3 lopers toegewezen  en de betreffende juryleden kwamen bij de nummers 1 en 2 tot 24 rondjes. Ik had inmiddels begrepen dat zij ook gemaand werden nog een ronde te lopen, toen zij voor zich zelf wisten dat ze 25 ronden gelopen hadden. De argwaan van de hoofdscheidsrechter werd versterkt omdat met name nummer 2 en in mindere mate nummer 1 veel sneller gelopen had dan hun opgegeven tijd.
Mijn verklaring zeker te weten dat ik 3e geworden was en de verklaring van de nummer 2 dat de nummer 1 voor hem was gefinisht, deed de scheidsrechter besluiten om de uitslag te handhaven, dus werd ik, terecht, 3e.
Grappig om nog op te merken dat de nummers 1 en 2 net 70 geworden waren. De nummer 1 zei afgelopen 15 mei 70 geworden te zijn. Ik verkeerde vorig jaar in die positie, omdat ik toen op diezelfde datum, 15 mei, 70 werd.

Ik kijk  met heel veel voldoening terug op dit NK. Behoorlijk goed bezet, veel strijd moeten leveren en steeds gelopen volgens mijn eigen tactiek. Het resultaat was volgens de verwachting en daar ben ik zeer tevreden mee: twee keer goud, een keer zilver en een keer brons.
Wat ik vooral erg leuk vond, was de bijna hartverwarmende sfeer, zowel qua aanmoedigingen tijdens het lopen van ik weet niet hoeveel (Altis) mensen, als ook de complimenten van heel veel mensen die mij hadden zien lopen, ook van personen die ik helemaal niet kende. De grootste support kwam toch uit eigen gelederen, Ada, Monique en Rob met Noud, die zijn opa kwam aanmoedigen. En last but not least, Harm Jaap en Jan, die naast aanmoedigingen, mij voortreffelijk gecoacht hebben, waarvoor mijn dank.

 

Wim Oudejans