NK ATLETIEK MASTERS 2017 op 9, 10 en 11 juni in GOUDA
In tegenstelling tot 2015 en 2016 was het Nederlands Kampioenschap voor Masters verdeeld over drie dagen. Omdat ik besloot om ook dit jaar weer mee te doen op vier afstanden, uiteraard in de M70+ klasse, stond voor mij de 10 km vrijdagavond al op het programma, de 1500 m en de 5 km op zaterdag en tenslotte de 800 m op zondag. Mijn toernooi begon dus met de 10 km, waar in 2015 en 2016 deze afstand de afsluiting van het toernooi vormde. Op voorhand uitte veel atleten die interesse hadden in zowel de 5 als de 10 km zonder uitzondering kritiek op deze programmering. Iedereen vond dat de 5 km op vrijdag gepland had moeten worden en de 10 km op zaterdag of liever nog op zondag. Deze kritiek was aan mij niet besteed, dus schreef ik mij in voor alle vier de afstanden.
Om in de prijzen te vallen moet je uiteraard voldoende concurrenten achter je laten, maar zeker zo belangrijk is het om onder de medaillelimiet te blijven. Voor iedere afstand en iedere leeftijdsklasse wordt een limiet gesteld waar je onder moet blijven om een medaille te krijgen. Eerste worden met een tijd boven de medaillelimiet, betekent geen Nederlands kampioen. Hetzelfde geldt uiteraard voor zilver en brons. Gelet op de inschrijvingen wist ik dat er dit jaar geen eerste plaats in zou zitten, ervan uitgaande dat niemand geblesseerd zou zijn. Op “mijn” vier afstanden waren dit overigens wel drie verschillende atleten.
Op vrijdag zijn Ada en ik met de caravan op een camping gaan staan in de buurt van Gouda. Vrijdagavond dus de 10 km. De strategie was om de derde loper in de race achter mij te houden en onder de medaillelimiet te lopen. Een voor mijn doen supersnelle tijd zou toch geen eerste plaats opleveren, dus beperkte ik mij tot die twee uitgangspunten. De wedstrijd verliep geweldig. Pas de laatste 2 rondjes heb ik aan gezet om zo te komen op een tijd van onder de 45 min. Dat klinkt toch beter. Dat lukte in 44’ 53” en dus was het eerste zilver binnen.
De volgende dag stond eerst de 1500 m op het programma. Als er al een afstand was met een kans op een eerste plaats dan was het de 1500 m. Als mijn concurrent iets minder was en ik weer, net als vrijdag, heel goed zou lopen kon de 4 seconden verschil in vooraf opgegeven tijd wellicht overbrugd worden. Het tegenovergestelde gebeurde. Mijn concurrent verbaasde zich zelf met een 4 sec snellere tijd en ik liep ca 8 sec langzamer dan ik dacht te kunnen. Nu 5’ 54”, daarmee toch nog vrij royaal onder de medaillelimiet en weer tweede, dus mijn tweede zilver. Een paar uur later dan de 5.000 meter. Ik had een schema opgesteld dat 20 sec. onder de medaillelimiet lag, wetend dat ik daar zeker weer 20 sec onder kon blijven. Net als op de 10 km, gaf Ada na elk rondje het verschil door t.o.v. mijn schema. Vooraf goed afgesproken wat “plus” en “min” was. Je weet tenslotte maar nooit en misverstanden moet je uitsluiten. De eerste 2 km zat ik in de min, dus onder mijn schema. Toen stabiliseerde ik, doch na 3 km leverde ik in en kwam ik in de plus, dus boven mijn schema. Ik moest er echt alles aan doen om die medaillelimiet te halen en uiteindelijk bleek ik met een tijd van 22’ 09” slechts nog maar 11 sec. over te hebben. Doch wel wéér tweede en dus mijn derde zilver. Zaterdagavond had ik het knap moeilijk: volle benen en behoorlijk vermoeid. Toen pas begreep ik de kritiek van de atleten op de programmering, door het toernooi te laten beginnen met de 10 km. Ik begon tegen die 800 meter aan te hikken, vooral of het mij zou lukken om de medaillelimiet (2’ 59”) te halen. Ik loop niet om 2e of 3e te worden en dan geen medaille te krijgen, laten we zeggen de aard van het beestje. Ada adviseerde mij op zondagochtend een stukje te gaan fietsen. Zo gezegd, zo gedaan. Na een dik half uur was ik weer terug en geloof het of niet, de benen voelde een stuk minder zwaar en minder vol. Ietwat optimistischer toen aan de 800 meter begonnen. Voor mijzelf wist ik dat ik na 400 meter onder de 1’ 30” moest passeren, anders was ik kansloos die limiet te halen. Een eindsprint is niet mijn ding. Toen ik 1’ 25” na 400 m op de klok zag, wist ik dat het goed zat. Ik liep zelfs weer in op de nummer 1 en dacht een moment misschien toe te kunnen slaan. Die concurrent voelde mij kennelijk aankomen en beschikte wèl over een eindsprint. Echter, toch weer tweede en met 2’ 52” royaal onder de limiet.
Zo sloot ik na 2015 en 2016 dit jaar af met vier zilveren medailles en, zeker zo belangrijk, een ervaring rijker. Hoewel ik het commentaar van mijn concurrenten van mij liet afglijden, gaf ik ze uiteindelijk wel gelijk: niet verstandig, volgens sommigen domweg stom, om op één toernooi 4 afstanden te lopen, zeker niet als begonnen wordt met de 10 km. Alles bij elkaar heb ik ook dit jaar weer genoten van de sfeer, de sportiviteit en vriendschappelijkheid, zeker van de talrijk aanwezige Altis atleten, die mij in hun groep opnamen alsof ik een van hen was.
Wim Oudejans